Op 25 juni gingen we net na de lunch de grens met Laos over bij de meest stille grensovergang ooit. Cambodja uit ging gladjes. De beambte (met een mond vol gouden tanden) vond het maar wat interessant om ons te laten horen hoe goed Engels hij sprak. We kregen zijn stempels en mochten zonder bijbetaling het land uit. Na 100 meter niemandsland kwamen we bij de Laotiaanse grens. Daar was het zo mogelijk nog stiller. Iemand wees ons in de richting van een rijtje barakken waar stoffige loketjes in zaten. Er zat alleen niemand achter het raam. Een berg uitgetrapte schoenen voor de deur leek het bewijs dat er toch personeel aanwezig moest zijn. Ons beschaafde geklop op de deur leverde geen reactie op. Pas toen we begonnen te roepen en bonzen op de deur kwam er leven in de brouwerij. Ja, die lagen dus gewoon te tukken.
We overhandigden onze aanvraagformulieren voor de visa, onze lelijkste pasfoto’s (dat is wel het voordeel aan al die visa: je kunt je deuzigste pasfoto’s eindelijk eens opmaken, je ziet ze toch nooit meer terug!) en 35 dollar per persoon. Voor de geldigheidsstempel op onze visa moesten we ook nog even 2 dollar per persoon extra betalen. In discussie gaan over misbruik van bevoegdheden door een ambtenaar is natuurlijk een lachertje in dit soort landen, los van het feit dat ze je toch niet zullen verstaan. Later hoorden we dat we er nog best netjes vanaf waren gekomen omdat sommige backpackers een hoger bedrag voor hun visum moesten betalen en ook veel meer ‘stempelgeld’ moesten neerleggen. Ze zullen ons wel een stel armoedzaaiers gevonden hebben op onze fietsen. 🙂
In Laos zouden we gaan slapen op Si Phan Don, de zogenoemde 4000 Islands, de eilandengroep in de Mekong. Eigenlijk zijn het maar drie echte (in de zin van bewoonde) eilanden en heel veel kleintjes er omheen. Het was nog zo’n 40 km fietsen naar Ban Nakasang van waaruit we een boot konden pakken naar het eiland van onze keuze; Don Khon. Daar moest eerst nog even wat gesteggeld worden over de prijs van de overtocht. Voor 100.000 Kip mochten we wel mee. Ja doei, dat is 10 euro voor een tochtje van minder dan 10 minuten met een longtailboot! De pest is dat je onderhandelingspositie met die lui niet heel sterk is, aangezien er geen concurrentie is en je toch echt een boot nodig hebt om op de eilanden te komen. Uiteindelijk wist Dick er nog 60.000 Kip van te maken, inclusief de fietsen. Enigszins sjacho stapten we in.
Aangekomen op Don Khon, het rustigere eiland dat we met opzet hadden gekozen, bleek het compleet uitgestorven. Veel guesthouses en restaurants waren zelfs gesloten wat het geheel een verlaten indruk gaf. We kwamen een stelletje tegen dat vertelde dat wij de eerste toeristen waren die ze die dag zagen op het eiland. Hmm… zo rustig hoeft het nou ook weer niet want de eilanden zijn wel aardig, maar om nou te zeggen een stukje paradijs op aarde..? Nee, niet echt. We besloten op zoek te gaan naar de brug die Don Khon met Don Det, het ‘backpackers party-eiland’ verbindt. Dan maar naar de drukte. Ook voor de brug moesten er weer flappen tevoorschijn komen, 20.000 Kip per persoon. Voor een brug van misschien 50 meter!
sunset Don Det
Ook Don Det was nog super rustig, maar daar zag je in ieder geval mensen en was het meeste open. Het hutje (want meer was het echt niet) dat we uitkozen had een balkon met 2 hangmatjes en uitzicht over de Mekong. Toen we er gingen zitten om te genieten van onze welverdiende biertjes na 120 kilometer en het nodige gedoe begon de zon al onder te gaan.
26 juni was het alweer tijd om uit te rusten. Niet dat we nou al zoveel dagen gefietst hadden na al dat bussen in Cambodja, maar er zouden wat pittige tochten volgen in het zuiden van Laos. Ook moesten we nog even goed op zoek naar slaapgelegenheden op de route naar het noorden. We overwogen zelfs nog even of we niet door oostelijk Thailand naar Vientiane (de centraal in Laos gelegen hoofdstad) zouden fietsen. Oke, we waren er nog maar kort, maar sinds onze aankomst in Laos waren we niet bepaald gecharmeerd van de houding van de mensen. Stug, nors en op Don Det zelfs ronduit onbeschoft. De eigenaresse van ons slaaphutje keek je niet aan als je iets tegen haar zei, wendde haar hoofd af als je haar geld gaf en liep zelfs midden in een vraag van Charlotte weg, terwijl ze het geld voor de tweede overnachting uit haar handen griste. Wat een heks. In het restaurantje waar we ’s ochtends wilden ontbijten was het van hetzelfde laken een pak. Dick groette het meisje dat ons de menukaart kwam brengen vriendelijk en er kwam geen boe of bah terug. Huh? Zou ze het niet gehoord hebben? “Sabaidee, goodmorning”, probeerde Charlotte het nog eens. Geen letter. We zijn demonstratief opgestaan en weggegaan en een paar deuren verderop gaan zitten waar we vervolgens op precies dezelfde manier behandeld werden. Wat een shiteiland.We hadden wel gehoord dat Laos veranderd is ten opzichte van een jaar of 5 geleden, maar dat de mensen van vriendelijk, spontaan en eerlijk veranderd waren in asociale, inhalige sjacherijnen was toch wel een domper.
Gelukkig hebben we geen overhaaste beslissingen genomen en zijn we niet meteen ons geliefde Thailand terug ingevlucht, want de volgende dag mochten we al een heel ander Laos ervaren.
05.30 vertrek vanaf Don Det
Om half 6 werden we met een longtailboot (die we daags ervoor geregeld hadden) van het eiland Don Det weer teruggebracht naar het vasteland. Daar ging de stugge houding van de Laotianen nog even door, maar na een kilometer of 30-40 veranderden zowel het landschap als de mensen. Mensen groetten ons niet alleen terug, maar ook uit zichzelf riepen ze allerlei vrolijks onze kant op. Vooral kinderen lijken er wel op te worden getraind: als je een farang ziet roep je heel hard sabaideeeee (hallo). Kleine ukken werpen ons kushandjes toe, mensen op brommertjes steken hun hand of duim op en nagenoeg iedereen kijkt ons met een grote, vrolijke grijns aan. Hè, lekker, dat doet een mens goed.
veel termietenheuvels onderweg
160 (!!) kilometer later arriveerden we in Pakse. Een nieuw record, jawel! Het beoogde backpackershotel hadden we zo gevonden en een groepje van een man of 10 zal er al lekker aan het bier. Het welverdiende Beer Lao moest voor ons nog even wachten. De was moest nog gedaan worden (als we de volgende dag tenminste een schoon fietssetje aan wilden) en de kettingen en tandwielen moesten nog ontdaan worden van een dikke laag modder. En die stomme backpackers stappen zo uit de bus een tuktuk in en mogen daarna meteen aan het bier. Soms is het leven niet eerlijk…
28 juni
Voor de lunch stopten we vandaag bij een klein restaurantje waar het erg vol zat. Altijd een goed teken als het druk is. Bovendien dachten we er iets anders dan noedelsoep te kunnen krijgen (wat achteraf toen de noedelsoep eenmaal voor onze neus stond toch niet zo bleek te zijn). In het tentje zat een groep mannen druk te discussiëren over.. ja waarover eigenlijk? Ruim 4 maanden in Azië, maar we verstaan er nog steeds niets van hoor! 😉 Zeker was dat ze het gezellig hadden, want er werd veel gelachen en het was al tijd voor bier. Even voor ‘the record’: het was 11 uur ’s ochtends. In plaats van dat iedereen zijn eigen biertje had liep er een meisje rond dat steeds hetzelfde glaasje vulde, waarna de man het biertje in één keer achterover kapte. Zo bleef ze de kring rond gaan. Het leek wel een ritueel. Ook de Lao Lao (rijst whisky) vloeide rijkelijk. Eerst dachten we dat het gewoon water was omdat het in een waterfles zat, maar toen wij de fles ook aangeboden kregen bleek het iets sterker te zijn.
deze kuikens zullen niet snel worden aangereden
Vandaag was een fantastische tocht. We wisten dat er na ongeveer 70 kilometer een hotel zou zitten, maar hadden nog ruim voldoende energie en tijd om 50 kilometer door te fietsen naar het volgende dorpje met een hotel/guesthouse. Het Laotiaanse boerenleven zagen we al veel meer dan gisteren. Onderweg wordt regelmatig de weg versperd door loslopende koeien, die het bermgras staan op te peuzelen. Vanonder hun lange wimpers kijken ze je dromerig aan als je ping ping bellend aan komt rijden en ze naar de kant van de weg probeert te krijgen. Kuddes mekkerende geiten komen voorbij, met schattige lammetjes die gekke bokkensprongen maken. Ook zien we veel buffels, die door de boeren worden gebruikt om het land om te ploegen. Machtige en krachtige beesten als je ze in vol ornaat ziet staan (of er bijna door omver gelopen wordt, als er eentje z’n dolle 5 minuten heeft), schattig als ze verstopt zitten in een waterpoel om zich te beschermen tegen de zon. Varkens rollen in de modder en reageren argwanend als je hun biggen van dichterbij wilt bewonderen.
koetjes
kudde geiten (altijd zonder begeleiding)
Wij bikkelen op de fiets, maar om ons heen wordt ook hard gewerkt. Het is regenseizoen en dat betekent dat de jonge rijstplanten moeten worden overgeplant naar de velden. De plantjes die er uit zien als hoog opgeschoten gifgroen gras, worden voorzichtig uit de modder getrokken zodat de wortels niet worden beschadigd. Met een strootje wordt een paar dozijn gebundeld een gekortwiekt. Vervolgens worden deze bundels aan een draagstok gehangen en naar de onder water staande velden gebracht waar ze in mini-bundeltjes met hun wortels in de blubber worden geplant. Dat planten is erg zwaar werk – je staat de hele dag voorover gebogen in het water – en wordt voornamelijk door vrouwen uitgevoerd. Als ze ons in het oog krijgen roepen ze hard en vrolijk naar ons, ook al begeven ze zich soms op een afstand van een halve kilometer. De oudere vrouwen in dorpen zie je nog regelmatig met zwarte tanden en rode lippen van het kauwen van betelnoten en boomschors. Wat een beeldschone plaatjes zien we de hele dag door met al die rijstvelden en boerderijdieren, super!
onderweg naar Lakhonpeng
bundels rijst
Het is al ver in de middag als we weer bij een guesthouse aankomen. Het is er niet één om heel blij van te worden en als de verhalen van andere fietsers op internet kloppen zitten verderop nog een paar resorts. We besluiten de gok te wagen en door te fietsen. De volgende optie is beter, maar ook een stuk duurder. Zullen we het er nog een keer op wagen? Het risico is natuurlijk dat het volgende exemplaar nog duurder is dan het tweede of nog smeriger dan het eerste. We gokken goed en eindigen bij een redelijk geprijsd en (voor Aziatische begrippen) schoon huisje. Nadeel: het ligt een aardig end van de bewoonde wereld (lees: de restaurantjes) vandaan. Als we ter plaatse dan toch ook nog een maaltijd en een biertje weten te ritselen – ze verkopen eigenlijk helemaal geen eten – kunnen we om een uur of half 9 met een tevreden gevoel in slaap vallen.
let op het tegemoetkomend verkeer
29 juni
Weer een aardige tocht, met vandaag alleen wel iets minder rijstvelden. Na 140 kilometer arriveren we in Savanakhet waar het nog niet meevalt om een hotel te vinden. De guesthouses die we op het oog hadden uit de Lonely Planet bestaan niet meer of zijn te ranzig voor woorden. Per toeval vinden we een ander hotel – waar we in de Planet een beetje overheen gelezen hadden – wat prima voldoet aan onze eisen. Tot dan toe hadden we ook nog geen farang gezien in Savanakhet, maar in dit hotel zitten ze allemaal samen. Gelukkig zitten er ook een paar Britten bij, want met die lui is het altijd lachen. Echt een sympathiek volkje!
30 juni mogen we een dagje rusten want naar verwachting zullen er weer 3 pittige dagtochten volgen. In Savanakhet valt niet bijzonder veel te beleven. Uit de tijd dat dit het belangrijkste handelscentrum van de Fransen in Zuid Laos was stammen nog wat mooie Franse panden, die jammer genoeg aardig staan te verkruimelen. In een paar uurtjes hebben we het dan ook gezien en de middag gebruiken we grotendeels om te lezen en ons verder voor te bereiden op Zuid Amerika.
Franse huizen in Savanakhet
Een nieuwe maand, een nieuwe rit. Op 1 juli fietsen we in 140 kilometer naar Thakhek. Een rit waar maar geen einde aan lijkt te komen en we een beetje pech hebben met het eten onderweg. Meer dan noedelsoep konden we niet vinden, zodat we op een gegeven moment niet meer vooruit komen van de honger. Gelukkig hebben we altijd een pak Oreo koekjes voor dit soort ‘nood’situaties en in combinatie met wat banaantjes (waaom zijn de bananen hier eigenlijk zo klein?) redden we het de laatste 10 kilometer naar Thakhek. In het guesthouse waar we inchecken zit ook een ander fietsstel uit Zuid Afrika, Tine en Mark. Leuk, eindelijk weer soortgenoten! 🙂 Alleen pakken zij de zaken wel op een andere manier aan dan wij.
Ten eerste reist hun hondje met hen mee, een Yorkshire Terriër, die in een soort Albert Heijn boodschappenmandje achterop de fiets bij Tine zit. Bomsy is een ziek en afgedankt hondje dat de vorige eigenaars ergens op de snelweg in Taiwan gedumpt hebben waar het vervolgens door Tine is gered. Een zielig exemplaartje met kanker dat erg veel zorg behoeft. Jeetje, dan hadden we Bram dus eigenlijk ook makkelijk mee kunnen nemen! Stel je voor zeg..
favoriete shakes on the road
In het vorige verhaal schreven we over het teveel aan onnodige bagage dat we tijdens onze reis verzameld hadden; Mark en Tine konden er ook wat van! Inmiddels hadden ze een flink aantal zaken gedumpt, maar voor die tijd reden ze rond met een aanhanger achter de fiets van Mark met daarin een Afrikaanse trommel voor Tine, de surfplank van Mark en twee grote voordeelzakken van het natuurzuivere hondenvoer van Bomsy. En dat was nog lang niet alles. Wij maar streng zijn op een teveel aan toiletspulletjes…
Die avond hebben we (fiets)ervaringen uitgewisseld en bier gedronken. Jammer dat we de volgende ochtend alweer verder zouden gaan, Tine en Mark bleven namelijk nog een dagje. Wij uiteindelijk ook. Toen op 2 juli om 6 uur de wekker ging regende het namelijk zo verschrikkelijk hard dat we nog maar een uurtje langer bleven liggen. Maar om 7 uur regende het zo mogelijk nog harder en om 8 uur idem dito. Zeker tot 13 uur heeft het keihard geplensd, gehoosd, gestortregend werkelijk. Niet bepaald fietsweer dus. Dan maar een dagje langer in Thakhek. Met zo’n fijne menukaart in je guesthouse kun je het erger treffen.
zit je rustig te plassen, komt er ineens een kudde koeien uit de bosjes
Overigens heeft Charlotte vandaag haar laatste malariapil ingenomen. Niet omdat we nu geen malariamuggen meer tegen kunnen komen (integendeel), maar sinds een paar maanden heeft ze last van enorme haaruitval. Met bossen tegelijk komt het eruit. Zelfs wanneer je van jezelf een grote bos haar hebt ga je dat op een gegeven moment zien. Het middel lijkt nu erger dan de kwaal, dus maar extra goed uitkijken voor de mozzies en hopen dat het op den duur stopt en alles ook weer terug groeit. 🙁
3 juli
De 107 km naar Namthone vandaag was over relatief vlak terrein. Onderweg hielden we het droog, maar net na aankomst – dus net toen we onze was te drogen hadden gehangen – barstte er weer een hevige bui los. Voor ons aanleiding om veilig onder de overkapping van een restaurantje te blijven zitten, voor de kinderen van Namthone reden om in hun nakie door de regen te rennen. Hilarisch om te zien hoe een tweeling, twee jongetjes van een jaar of 3, elkaar achterna zaten en om beurten lagen te rollebollen in de plassen op straat.
onderweg naar Namthone
Een Japanse zakenman in het restaurantje moest erg lachen om onze grote ogen en opgetrokken wenkbrauwen bij de aanblik van de uitgestalde etenswaren: naast de gedroogde vissen en gegrilde worsten lagen ook gegrilde eekhoorns. We dachten eerst dat het ratten waren, maar gelukkig waren het maar eekhoorns, met een stokje in hun kont. Bij het verlaten van het restaurant riep de man nog dat hij voor ons bier betaald had. Altijd lekker, bedankt!
4 juli
onderweg naar Paksan
Een soortgelijke dag als gisteren. Na 104 km kwamen we vroeg in de middag aan in Paksan. Alledrie de pinautomaten vertikten het om Kips te geven op de Rabobankpas van Charlotte. Als backup hebben we ook nog een visa creditcard, maar daarop betaal je een aardig percentage van je pinbedrag als transactiekosten. Dollars wisselen naar Kips bleek goedkoper en op de markt van Paksan zat een Western Union. Net toen we ons omdraaiden om terug te gaan naar onze fietsen rende er een jonge kerel met ontbloot bovenlijf voorbij, gevolgd door een andere man met een getrokken pistool! Heel de markt in rep en roer… Geen idee wat er aan de hand was, maar omdat we liever niet in the line of fireterechtkwamen (Charlotte niet althans, Dick wilde eigenlijk wel blijven om het spektakel te zien) maakten we ons maar gauw uit de voeten.
natte rijstvelden
5 juli
De rit van vandaag konden we in één ruk fietsen of met een tussenstop. We kozen voor het eerste, want de eindbestemming was Vientiane, de hoofdstad van Laos waar we naar verwachting ruim de tijd zouden hebben om bij te komen. Omdat we zo’n grote afstand moesten overbruggen en het een redelijk saaie rit zou worden, mochten we vandaag van onszelf bij uitzondering met muziek op fietsen. Normaal doen we dit niet, maar principes zijn er per slot van rekening om af en toe overboord te gooien. Wat een verrukking en wat maakt het het fietsen over saaie wegen een stuk makkelijker!
als het regent, dan regent het goed - onderweg naar Vientiane
Patuxai, de Arc de Triomphe van Vientiane - even checken waar we heen moeten
In en rond de dorpjes ging minstens één oortje uit om het geroep van de dorpelingen te kunnen horen en beantwoorden, maar voor het overige voelden we ons gesteund door onze muziek. Het laatste stuk naar Vientiane reden we in de warme namiddagspits, niet goed meer wetend hoe we op onze fietszadels moesten zitten. Eenmaal in Vientiane waren we nog aardig wat tijd kwijt met het zoeken naar (en niet vinden van) de door ons uitgekozen hotels. Net voor zonsondergang slaagden we er toch in een fijn hotel te vinden. We hadden er nu 165 kilometer opzitten en dat brengt ons daggemiddelde voor Zuid Laos op 135 km. Best netjes toch?
6 juli, een vrijdag, zou onze laatste kans zijn om voor het weekend nog een visumverzoek in te laten dienen bij de Chinese ambassade. Op advies van backpackers die we in Pakse waren tegengekomen zouden we gebruik maken van een agentschap voor ons visumverzoek. Die lui weten de weg in de bureaucratische wereld van visumverzoeken. We hadden geluk, ons hotel bood ook een visumservice. Als we het 4 pagina’s tellende verzoekschrift de volgende ochtend (vrijdag 6 juli dus) bij de hotelreceptie in zouden leveren zouden zij de volgende ochtend de aanvraag voor ons indienen. Het consulaat is namelijk alleen ’s ochtends geopend.
Tot 1 uur ’s nachts – we konden onze ogen bijna niet meer open houden van vermoeidheid – zijn we bezig geweest met het invullen van de paperassen. Afgezien van de gebruikelijke n.a.w. gegevens willlen de Chinezen ook nog een paar andere dingetjes weten (lees de nu volgende paragrafen niet als je bultjes krijgt van bureaucratisch gedoe):
– op voorhand moet je aangeven in welke hotels je verblijft (je moet adressen en telefoonnummers opgeven en die laatste waren nog lastig te vinden);
– wie je zorgverzekeraar is + relatienummer;
– wie je naaste familieleden zijn en wat voor werk ze doen;
– welke landen je de voorgaande 12 maanden bezocht hebt en waarom en hoe lang;
– of je bepaalde ziektes hebt;
– hoe je het land binnenkomt (inclusief bewijs daarvan, bijvoorbeeld in de vorm van bus- of treinkaartjes à is lastig als je het land wilt binnenfietsen);
– hoe en wanneer je het land uitgaat inclusief bewijs daarvan;
– een werkgeversverklaring of wanneer je werkloos bent een bewijs dat je minimaal 100 US dollar per dag kunt spenderen (bij voorkeur aan te tonen in travellercheques, maar wie heeft die dingen nog?)
– een schriftelijke bevestiging van minimaal 1 hotelreservering in China;
– een kopie van je paspoort en 2 recente pasfoto’s die aan allerlei eisen moeten voldoen.
We hebben mensen gesproken die 5 keer werden weggestuurd bij het consulaat voor hun visumaanvraag in behandeling werd genomen. Het irritante is vooral dat je al deze moeite in wezen voor jan met de korte achternaam doet, want eenmaal in het land is er niemand die gaat controleren of je daadwerkelijk in de opgegeven hotels verblijft. Het gaf ons heel erg de indruk van schijnveiligheid. Dankzij de ervaringen van deze ervaren toeristen (van wie enkelen uiteindelijk de moed hebben opgeven) kwamen we redelijk goed beslagen ten ijs en waren we op voorhand op de hoogte van de meeste van bovenstaande eisen (die je dus niet netjes op de website van het consulaat terug kunt vinden).
Op vrijdag 6 juli stonden we alweer om 7 uur naast ons bed om de laatste voorbereidende handelingen te verrichten en bij een internetcafé printjes te maken van de noodzakelijke bewijzen. Eenmaal terug in het hotel hoorden we van de hotelmedewerker dat hij ons helaas toch niet kon helpen met de visumaanvraag. Hij had gebeld met het consulaat en toeristen moesten tegenwoordig in persoon een visumaanvraag indienen. We moesten snel zijn want het consulaat zou rond een uur of 11 alweer sluiten! Als een dolle sprongen we op onze fietsen en raceten we in de richting van het consulaat. Met knikkende knieën leverden we onze visumaanvragen in. Het zag er allemaal hoopvol uit. De kritische vragen over onze werkloosheid wisten we te pareren met een printje van onze spaarrekeningen en ook konden we netjes aantonen dat we op 3 september in Peking het land weer zouden verlaten. Hoe en wanneer we het land zouden binnenkomen (met de fiets) konden we helaas niet bewijzen, maar daarover volgden geen vragen!
Het enige commentaar dat we kregen was dat we geen schriftelijk bewijs van een hotelreservering konden overleggen. Nee, die hadden we niet. Maar wat is zo’n bewijs eigenlijk waard als je die reservering ieder moment weer kunt annuleren? Niets natuurlijk, maar daar gaat het niet om. Regels zijn regels.
Ook werd er een streep gezet door ons verzoek om een multiple entry visum (nodig om ook naar Hong Kong te kunnen gaan en daarna weer terug China in) en door het aantal dagen waarvan we een visum wilden, namelijk 40. 30 was het maximum. Eenmaal binnen kun je verlenging aanvragen bij de Chinese politie, maar of je die krijgt is niet zeker.
En zo stonden we tegen sluitingstijd van de ambassade weer buiten, met onze aanvraagformulieren nog in de hand. By the way, de ambassade zou pas dinsdag na het weekend weer open gaan in verband met een Chinese feestdag op maandag en een express visum van 1, 2 of 3 werkdagen behoorde ook niet meer tot de mogelijkheden. Het duurt gewoon 4 werkdagen, punt uit. In het allerbeste geval zouden we dus pas over een week ons visum op kunnen gaan halen.
De rest van de dag hebben we nodig gehad om ons te bezatten en waren ‘Chinees’, ‘ambassade’ en ‘visum’ verboden woorden. De volgende dag zouden we met een frisse geest opnieuw de mogelijkheden en alternatieven bekijken. Gelukkig vindt Dick het erg leuk om bij veranderde omstandigheden opnieuw en buiten de kaders te zoeken naar wat er allemaal wèl kan, zodat Charlotte wat langer kan blijven hangen in, en mokken over wat er níet meer kan.
Wat kon er niet meer:
– op 24 juli, de dag dat ons Laotiaanse visum verloopt, China binnen. Op zich kon het nog steeds, maar zouden we het risico lopen dat een verzoek om verlenging zou worden afgewezen. We hebben meer dan 30 dagen nodig omdat pas op 3 september onze vlucht uit Peking vertrekt;
– naar Hongkong. Nouja, naar Hongkong konden we nog steeds, maar het was maar de vraag of we dan China weer terug in zouden komen. Hongkong is onderdeel van China, maar heeft voor wat betreft de regels omtrent visa weer een andere status. Je hebt daarom geen Chinees visum nodig om Hong Kong in te komen, maar wel een nieuw Chinees visum om China weer binnen te komen. Zou het hele circus weer opnieuw beginnen…
Wat was de oplossing van Dick: we gaan China binnen via Hong Kong! Preciezer gezegd:
– We fietsen niet meer door naar het uiterste noorden van Laos, maar gaan bij Luang Prabang naar het noord-oosten en gaan daar Noord-Vietnam binnen. Ook leuk om daar weer eens te fietsen, zeker aangezien we daar 3 jaar geleden best veel met de trein hebben gedaan;
– In Hanoi pakken we het vliegtuig naar Hong Kong;
– We brengen wat dagen in Hong Kong door en pakken daar de trein om China binnen te gaan op 6 augustus.
Probleem van de maximaal 30 dagen in China getackeld, we kunnen door middel van het treinkaartje aantonen hoe en wanneer we China binnenkomen èn we kunnen Hong Kong zien! Als bonus krijgen we er ook nog eens het mooie Noord-Vietnam bij dat eigenlijk helemaal niet in de planning zat. Moeten we daar alleen nog wel een visum voor zien te krijgen…. 😉
kuuske
Na al dit visumgedoe vinden we het leuk om op een luchtige manier het verslag af te sluiten en daarom delen we graag wat kennelijke verschrijvingen met jullie die we in de laatste weken van onze reis zijn tegengekomen. Jammer dat we pas zo laat begonnen zijn met het bijhouden ervan…
Op menukaarten worden erg veel spelvouten gemaakt, maar soms leiden ze zelfs tot een andere betekenis. Heb je bijvoorbeeld zin in een verfrissend drankje, dan bestel je een ‘lemon shack’. Keertje Italiaans? Neem dan de ‘spaghetti source’ en als je héél veel honger hebt kun je het beste voor de ‘much room soup’ gaan (inderdaad: champignonsoep 🙂 ).Meer zin in lichamelijke ontspanning? Laat je dan verwennen met een ‘full boby massage’.
Ook onderweg moet je soms even twee keer kijken om te checken of je het goed hebt gezien op dat ene verkeersbord: rechtsaf naar de ‘Yom River Bride’ (de brug over de rivier de Yom) en links naar het ‘helth center’. Het ‘tarin station’ (het spoor dus) is nog 4 km verder en als het geluid van de tv even uit moet, dan zet je ‘m op ‘muet’.
Of interpunctie fouten, waardoor met een verkeerd geplaatste hoofdletter en leestekens dit in ons hotelreglement stond: “Stick naked photes on the wall or other places around the hotel, guesthouse and resort, without any permission”. Jeetje, in wat voor ordinaire tent zijn we nou toch weer terechtgekomen..
Uit hetzelfde reglement: “All forms of gambling, illegal trade, drugs, sex and political activity are extremely prohibited”. Ze bemoeien zich wel graag met alles hè?
Tot slot, Dick doet hard z’n best om weer alle foto’s op Flickr te krijgen, maar de techniek werkt niet zo goed mee. Er staat weer wel wat nieuws bij hoor!